< 2 Korinthiërs 3 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
1)Beginnen wij onszelven wederom1) u aan te2) prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van3) voorschrijving aan u, of brieven van voorschrijving van u?
2)Gijlieden zijt onze4) brief, geschreven in onze5) harten, bekend en gelezen van alle mensen;6)
3)Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst7) bereid, die geschreven is niet met inkt,8) maar door den Geest des levenden Gods,9) niet in stenen tafelen,10) maar in vlezen tafelen des harten.11)
4)En zodanig een vertrouwen12) hebben wij door Christus bij God.
5)Niet dat wij van onszelven bekwaam13) zijn iets te denken, als uit14) onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
6)Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn dienaars des Nieuwen Testaments, niet15) der letter, maar16) des Geestes; want de17) letter doodt, maar de Geest18) maakt levend.19)
7)En indien de bediening des doods in letteren bestaande, en in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns20) aangezichts, die te niet gedaan zou worden,21)
8)Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in22) heerlijkheid zijn?
9)Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid23) overvloedig in heerlijkheid.
10)Want ook het verheerlijkte is24) zelfs niet verheerlijkt in dezen dele, ten aanzien van deze25) uitnemende heerlijkheid.
11)Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in heerlijkheid was, veel meer is hetgeen blijft,26) in heerlijkheid.
12)Dewijl wij dan zodanige hoop hebben, zo gebruiken wij vele vrijmoedigheid in het spreken;27)
13)En doen niet gelijkerwijs Mozes, die een deksel op zijn aangezicht legde, opdat de kinderen Israels28) niet zouden sterk zien op het einde van hetgeen29) te niet gedaan wordt.
14)Maar hun zinnen zijn verhard geworden;30) want tot op den dag van heden blijft hetzelfde deksel31) in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden, hetwelk door Christus32) te niet gedaan wordt.
15)Maar tot den huidigen dag toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een deksel op hun hart.
16)Doch zo wanneer het tot den Heere zal bekeerd zijn, zo wordt het deksel weggenomen.
17)De Heere nu is33) de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid.34)
18)En wij allen,35) met ongedekten aangezichte36) de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.37)